Psychologisch onderzoek algemeen
Op deze pagina staat mijn visie op het uitvoeren van psychodiagnostisch onderzoek evenals de downloads of links van testmateriaal, vrij te verkrijgen of copyrights vrij. Neem bij vragen, gerust contact met mij op.
Algemene Standaard Testgebruik NIP (AST-NIP)
Samenvatting uit deze richtlijn- De belangrijkste punten
Gehele richtlijnen te vinden via onderstaande snelkoppeling
Iedere diagnosticus is gehouden aan deze richtlijnen!
Bij eventuele klachten / tuchtzaken wordt op deze richtlijnen als ook de beroepscode getoetst.
Ruwe testgegevens (2.2.3)
Onder ruwe testgegevens wordt verstaan: de testvragen of items met de daarbij behorende antwoorden en ruwe scores van een cliënt (Frima & Visser, 2008). Deze ruwe testgegevens behoren, naast alle andere relevante gegevens met betrekking tot de individuele onderzoeksrelatie, zoals de normscores van de cliënt, ook tot het dossier.
Het CBP (2008) kwam tot de conclusie dat als het om de ruwe testgegevens van een psychologische test gaat, het gerechtvaardigd is “dit inzagerecht te beperken door degene die de test heeft gedaan alleen inzage te bieden tijdens een gesprek, gecombineerd met een schriftelijk rapport met de resultaten van de test. Op die manier behouden psychologische tests hun waarde en blijven zij auteursrechtelijk beschermd.” In het gesprek kan de psycholoog desgewenst een toelichting geven op de testvragen en testscores van de cliënt. Een kopie van de testvragen en antwoorden wordt niet verstrekt met het oog op de validiteit van de tests en het auteursrecht van de testuitgevers.
Persoonlijke werkaantekeningen (2.2.4)
Persoonlijke werkaantekeningen van de psycholoog behoren niet tot het dossier (artikel 1.14 ‘Dossier’). Het is dus van belang om persoonlijke werkaantekeningen gescheiden of (digitaal) afgeschermd van het dossier te bewaren. Onder persoonlijke werkaantekeningen vallen nadrukkelijk niet de gespreksaantekeningen en observaties of indrukken met betrekking tot de cliënt. Deze zijn juist relevant voor de professionele relatie en horen dus wel bij het dossier.
Beschrijven onderzoeksvraag (2.2.5)
De onderzoeksvraagstellingen dienen om de cliënt, de eventuele verwijzer, (externe) opdrachtgever en de psycholoog zelf inzicht te geven in de gevolgde onderzoeksprocedure. Op deze manier legt de psycholoog verantwoording af van diens beroepsmatig handelen (artikel 35 ‘Afleggen van verantwoording’).
Een onderzoeksvraagstelling bevat ten minste:
- de aanleiding tot het onderzoek,
- de vraagstelling(en) van de opdrachtgever,
- de (met de (externe) opdrachtgever) overeengekomen opdracht aan de psycholoog,
- de keuze van methode en instrumenten voor het beantwoorden van de onderzoeksvraagstelling(en) (zie ook 2.2.7 ‘Principes bij de keuze van psychodiagnostische instrumenten’)
Een onderzoeksvraagstelling kan één of meerdere hypothesen bevatten op grond waarvan de psycholoog start met het onderzoek. Bij hypothesetoetsend onderzoek wordt aangegeven welke methode de psycholoog hanteert om de hypothese(n) te toetsen en welke instrumenten daarbij gebruikt worden. De psycholoog formuleert criteria op basis waarvan de hypothese(n) verworpen of aanvaard word(en)t. Dit laatste kan bijvoorbeeld in termen van grenswaarden van testuitslagen.
Wanneer worden psychologische instrumenten ingezet (2.2.6)
De psycholoog wordt verondersteld alleen psychodiagnostische instrumenten in te zetten als redelijkerwijs verwacht kan worden dat met deze instrumenten de kwaliteit van een uitspraak of advies over een persoon, of groep van personen, toeneemt. De afname van een psychodiagnostisch instrument wordt immers doorgaans als belastend ervaren door een cliënt en/of zijn omgeving, zoals ouders, een partner of een leerkracht, omdat dit een mentale inspanning van de onderzochte vereist. Personen mogen dan ook niet onnodig worden belast met de afname van dergelijke meetinstrumenten.De keuze voor het wel of juist niet inzetten van een instrument kan door de psycholoog aannemelijk gemaakt worden door verwijzing naar relevante literatuur, eigen onderzoek of deducties uit literatuur en/of (eigen) onderzoek.
Een cliënt wordt verder (potentieel) onnodig belast als recentelijk een instrument is afgenomen met eenzelfde meetpretentie en niet aannemelijk gemaakt kan worden dat herhaling van dit onderzoek dan wel aanvullend onderzoek noodzakelijk is. Let wel: er zijn zeker omstandigheden waarin het herhaald afnemen van een psychodiagnostisch instrument met een zelfde meetpretentie te verantwoorden is. Denk bijvoorbeeld aan de evaluatie van een interventie of wanneer er behoefte is aan verdiepend onderzoek ten aanzien van een specifiek domein.
Principes bij de keuze van testmateriaal (2.2.7)
Uiteraard verdient het de voorkeur dat de psycholoog instrumenten inzet die op zoveel mogelijk criteria van de COTAN ten minste de kwalificatie ‘voldoende’ hebben gekregen. Maar dat wil niet zeggen dat instrumenten die op een bepaald criterium geen ‘voldoende’ beoordeling hebben verworven niet zinvol en verantwoord zouden kunnen worden gebruikt. Indien een instrument op één of meer van de criteria als ‘onvoldoende’ is beoordeeld, of wanneer er (nog) geen COTAN beoordeling beschikbaar is, dan dient de psycholoog het gebruik van dit instrument goed te kunnen beargumenteren. Hij dient zich bewust te zijn van eventuele onvolkomenheden van het instrument, deze zo mogelijk bij de toepassing te ondervangen en er bij de interpretatie van de resultaten rekening mee te houden
Naast de afwegingen over de kwaliteit van een instrument moet de psycholoog zich bij de keuze afvragen of hij zelf op grond van opleiding, training en ervaring voldoende gekwalificeerd is om een bepaald instrument te gaan gebruiken (artikel 105 ‘Kwalificatie’).
Bij de keuze van psychodiagnostische instrumenten is het in toenemende mate van belang dat de psycholoog zich afvraagt of het instrument in staat is een zuiver beeld van de eigenschappen van de cliënt te geven, ongeacht diens leeftijd, sekse, taal of cultuur. Artikel 58 ‘Respect voor eigenheid en diversiteit’ verplicht de psycholoog hiertoe. Het onderzoek naar ‘fairness’ of ‘testonpartijdigheid’ van instrumenten wordt door de COTAN sinds medio 2015 expliciet als aanvulling op de beoordeling beschreven.
Hoe waardevol de COTAN beoordeling van psychodiagnostische instrumenten ook is, het is niet meer maar ook niet minder dan een hulpmiddel voor de psycholoog is. Het kiezen van en werken met psychodiagnostische instrumenten blijft te allen tijde de eigen verantwoordelijkheid van de psycholoog. Verwacht wordt dat de psycholoog ontwikkelingen in de psychodiagnostiek en psychometrie die relevant zijn voor zijn vakgebied actief volgt en zich, conform artikel 100 ‘In stand houden en ontwikkelen professionele deskundigheid’, zonodig bijschoolt.
Afname verantwoordelijkheid (2.2.8)
De psycholoog die het onderzoek uitvoert heeft de regie en de professionele verantwoordelijkheid over de gehele procedure van testafname, scoring, interpretatie en rapportering.
Onderdelen van het psychodiagnostisch Onderzoek (2.3.1)
Het psychologisch rapport bevat over het algemeen de volgende elementen :
- Datum onderzoek, naam, sekse en geboortedatum cliënt.
- Herkomst en beschrijving van de vraagstelling (opdracht).
- Verloop van het onderzoek.
- Gebruikte psychodiagnostische instrumenten (bronnen van informatie, zie hierna).
- Anamnese/Intakegegevens.
- Resultaten van het onderzoek, waaronder observaties en inclusief de onzekerheidsmarges waarmee de resultaten zijn omgeven.
- Conclusie en uitspraak/advies.
- Geldigheidsduur van de verschillende onderdelen van het rapport, waaronder de testresultaten.
- Naam van de psycholoog onder wiens verantwoordelijkheid het psychodiagnostisch onderzoek plaatsvond. Het is aan te bevelen het rapport door de verantwoordelijke te laten ondertekenen.
- De bewaartermijn van de testgegevens en het psychologisch rapport in het dossier.
In het psychologisch rapport zijn de afzonderlijke bronnen van informatie herleidbaar (artikel 97 ‘Rapportage beperken tot noodzakelijke gegevens’). Het expliciet benoemen van de naam van de gebruikte psychodiagnostische instrumenten in het rapport is noodzakelijk; dit kan in de tekst van de rapportage of in een bijlage. Hiermee wordt de cliënt in staat gesteld om de kwaliteit van de gebruikte instrumenten te kunnen beoordelen. De keuze van de normgroep moet duidelijk worden vermeld en gemotiveerd.
De uitspraken in het rapport dienen in ieder geval zorgvuldig onderbouwd te worden. De psycholoog beperkt zich in rapportages tot het vermelden van die gegevens en beoordelingen die voor het doel van de rapportage noodzakelijk en relevant zijn. De conclusies hebben alleen betrekking op de aan de rapportage ten grondslag liggende doel- of vraagstelling (artikel 28 ‘Voorkómen van onbedoeld gebruik en misbruik van rapportage’). In artikel 97 ‘Rapportage beperken tot noodzakelijke gegevens‘ staan de minimale kwaliteitseisen vermeld waaraan rapportages dienen te voldoen. Deze komen grotendeels overeen met de onderstaande eisen die volgens vaste jurisprudentie van verenigingstuchtrechtelijke instanties en tuchtcolleges voor de gezondheidszorg op grond van marginale toetsing aan rapportages worden gesteld. De hieronder bij 5. genoemde eis van deskundigheid is te vinden in artikel 103 ‘Grenzen van de eigen deskundigheid’.
- Het rapport vermeldt de feiten, omstandigheden en bevindingen waarop het berust.
- Het rapport geeft blijk van een geschikte methode van onderzoek om de voorgelegde vraagstelling te beantwoorden.
- In het rapport wordt op inzichtelijke en consistente wijze uiteengezet op welke gronden de conclusies van het rapport steunen.
- Het rapport vermeldt de bronnen waarop het berust, daaronder begrepen de gebruikte literatuur en de geconsulteerde personen.
- De rapporteur blijft binnen de grenzen van zijn deskundigheid.
Daar waar (onbedoeld) onoordeelkundig gebruik gemaakt kan worden van absolute scores door leken, zoals bij de uitslagen van intelligentietests, is het beschrijven van betrouwbaarheidsintervallen van belang.
Rechten van een client (2.3.4)
Het psychologisch rapport wordt in de regel schriftelijk uitgebracht. De cliënt wordt voor aanvang van het onderzoek duidelijk en bij voorkeur schriftelijk gewezen op zijn rechten met betrekking tot het rapport. Dit betreft onder andere het recht op:
- nabespreking van het onderzoek,
- inzage van het rapport voorafgaande aan het uitbrengen ervan,
- (eventuele) blokkering van het rapport,
- verbetering van, aanvulling op of verwijdering van gegevens,
- afschrift van het rapport, na het uitbrengen ervan,
- een begeleide inzage in de ruwe testgegevens (zie ook 2.2.3 ‘Ruwe testgegevens’). Cliënt heeft recht op een inzage van de ruwe testgegevens op itemniveau, maar geen recht op afschrift van deze ruwe testgegevens op itemniveau. De cliënt heeft wel recht op afschrift van ruwe schaalscores en genormeerde scores.
Verstrekking van de gegevens aan derden (2.3.5)
Derden of externe opdrachtgevers (zoals werkgevers, uitkeringsinstanties, school, Arbo- of verzekeringsartsen etc.) hebben pas recht op informatie uit het onderzoek na afronding van dit onderzoek en na gerichte toestemming van de cliënt. Deze derden of externe opdrachtgevers hebben geen toegang tot de ruwe testgegevens op item- of testniveau.
T.a.v. rapportage vermeld onze beroepscode ook nog onderstaande:
Artikel 89 Toestemmingsvereiste voor rapportage aan derden
Voor rapportage aan derden is vooraf de gerichte toestemming van de cliënt noodzakelijk. Om de toestemming van de cliënt te verkrijgen stelt de psycholoog de cliënt in de gelegenheid de rapportage vooraf in te zien
Artikel 90 Rapportage aan derden
De rapportage aan een derde wordt als regel schriftelijk uitgebracht. Als gemotiveerd kan worden dat schriftelijke rapportage niet in overeenstemming kan worden gebracht met het doel van de opdracht, wordt vooraf afgesproken dat de rapportage mondeling wordt uitgebracht.
Artikel 91 Gelegenheid tot inzage voorafgaand aan de rapportage
Als de psycholoog rapporteert aan een derde, biedt deze de cliënt de gelegenheid tot inzage voordat de rapportage wordt uitgebracht. Het recht op inzage geldt niet voor delen in het rapport die betrekking hebben op anderen. Wanneer de rapportage feitelijk wordt uitgebracht verschaft de psycholoog de cliënt desgevraagd een afschrift, voor zover de rapportage op de cliënt betrekking heeft.
Artikel 92 Mondelinge rapportage aan een derde
Wanneer de psycholoog de rapportage mondeling wil uitbrengen met in achtneming van artikel 90 dan bespreekt de psycholoog de inhoud daarvan van tevoren met de cliënt.
Artikel 93 Correctie, aanvulling of verwijdering van gegevens in de rapportage
De gegevens in de rapportage, waarvan de cliënt aannemelijk maakt dat ze feitelijk onjuist, onvolledig of niet ter zake doen gezien de doelstelling van de rapportage, worden door de psycholoog gecorrigeerd, aangevuld of verwijderd. Dit geldt niet voor de bevindingen en conclusies, deze behoren tot de professionele verantwoordelijkheid van de psycholoog.
Artikel 94 Blokkeren van de rapportage aan de externe opdrachtgever
De cliënt heeft het recht om de rapportage aan de externe opdrachtgever te blokkeren. Dat recht is er echter niet als het blokkeringsrecht op grond van een wettelijke regeling niet van toepassing is verklaard of wordt uitgesloten. De psycholoog kan, in geval er geen wettelijke regeling van toepassing is, tot het oordeel komen dat er een zwaarwegend belang bestaat, dat zich tegen het blokkeringsrecht verzet. In beide gevallen stelt de psycholoog de cliënt in de gelegenheid eventuele bezwaren tegen de rapportage op schrift te stellen en deze gelijktijdig met de rapportage naar de externe opdrachtgever te sturen. Als de cliënt geen recht heeft om de rapportage te blokkeren, dient de psycholoog de cliënt daarop voorafgaande aan de professionele relatie schriftelijk te wijzen.
Artikel 95 Inzage- en blokkeringsrecht bij rapportage over een cliëntsysteem
Cliënten kunnen niet zonder meer een beroep doen op bovenstaande bepalingen met betrekking tot inzage en blokkering van de rapportage als zij deel uitmaken van een cliëntsysteem. Het doel van de rapportage en of de vertrouwelijkheid ten opzichte van de anderen kunnen zich tegen inzage en blokkering verzetten. Voor zover dat het geval is dienen de cliënten voorafgaand aan de professionele relatie daarover te worden ingelicht.
Artikel 96 Rapporteren over anderen dan de cliënt
Bij het uitbrengen van rapportages beperkt de psycholoog zich bij het geven van oordelen en adviezen tot die aangaande de cliënt, en geeft hij geen oordelen of adviezen met betrekking tot een ander dan de cliënt. Indien het voor het doel van de rapportage nood-zakelijk is over een ander dan de cliënt gegevens te verstrekken, dan beperkt de psycholoog zich zo mogelijk tot die gegevens die hij uit eigen waarneming of onderzoek heeft verkregen. Voor het verstrekken van dergelijke gegevens is gerichte toestemming van betrokkene noodzakelijk. Indien de psycholoog het noodzakelijk acht in een rapportage gegevens over een ander dan de cliënt te vermelden, die hij niet uit eigen waarneming of onderzoek heeft verkregen, dan is hij daarin uiterst terughoudend en geeft steeds de bron en relevantie van de gegevens aan.
Artikel 97 Rapportage beperken tot noodzakelijke gegevens
De psycholoog beperkt zich in rapportages tot het vermelden van die gegevens en beoordelingen die voor het doel van de rapportage noodzakelijk zijn. Het rapport dient minimaal aan de volgende eisen te voldoen:
- Het rapport vermeldt de feiten, omstandigheden en bevindingen waarop het berust;
- Het rapport geeft blijk van een geschikte methode van onderzoek om de voorgelegde vraagstelling te beantwoorden;
- Uit de rapportage moet duidelijk blijken op welke gronden de bevindingen en conclusies berusten en wat de beperkingen daarvan zijn;
- Het rapport vermeldt de bronnen waarop het berust, daaronder begrepen de gebruikte literatuur en de geconsulteerde personen;
- In de rapportage wordt melding gemaakt van de vertrouwelijke aard en na verloop van welke termijn de conclusies redelijkerwijs hun geldigheid hebben verloren;
VRAAGSTELLINGEN
Een psychologisch onderzoek begint een accurate heldere vraagstelling. Hierbij gaat het om een concrete vraagstelling waarop een antwoord kan worden gevonden.
Type vraagstellingstypen (Vertommen, 1996) met elk een bepaalde doelstelling (De Bruyn, 2000)
- Verhelderingsvraag (klachtenanalyse)
- Onderkenningsvraag (probleemanalyse)
- Verklaringsvraag (diagnosestelling)
- Classificatievraag (DSM-V classificatie stellen)
- Indicatiestellingsvraag (indicatiestelling)
Als je start met een onderzoek stel je veelal samen met je client onderzoeksvragen op.
Deze onderzoeksvragen werk je uit in hypotheses.
Je stelt een testbatterij op om de vraagstelling en hypothese te onderzoeken
Hierbij werk je je hypotheses op testniveau uit! : Wat verwacht je op grond van jouw hypothese dan op de resultaten op bv de NVM, MMPI-2, TAT, WAIS-IV etc.
Voorbeelden:
Vb Casus 1: De behandeling van dhr P verloopt moeizaam. Hij knapt niet echt op en op psychociaal vlak worden steeds meer problemen zichtbaar (vervuilen van het huis, financiële problemen) die hij zelf niet altijd voorziet. Dhr heeft nooit zijn MAVO afgerond, omdat hij van huis uit al jong moest werken. Bij de behandelaar rijst de vraag of het niet vlotten van de behandeling te maken kan hebben, met een verlaagd intelligentieniveau. Daarbij zou de behandelaar dan ook graag weten wat hij anders kan doen in zijn behandeling om meer te kunnen aansluiten bij dhr P of dat hij mogelijk zal moeten doorverwijzen.
Vraag | Soort vraagstelling | Onderzoeksmateriaal | Hypothese toetsing |
Wat is het (cognitieve) intelligentieniveau van dhr. P? | Verheldering/onderkenning | WAIS-IV | WAIS-IV: tussen 60-80 |
Hoe is de sociale redzaamheid van dhr. P? | Verheldering/onderkenning | SRZ | Verminderd (gezien huidige toestand) |
Wat is de huidige lijdensdruk (manifeste psychopathologie)? | Verheldering/onderkenning | SCL-90 (of BSI) aangevuld met anamnese | Verhoogd |
Bij welke aanpak cq. behandeling is Dhr P gebaat | indicatie | Bovenstaande |
Vb Casus 2: Mevrouw S (23 jaar), in haar laatste jaar van HBO studie journalistiek, meldt zich aan bij de RIAGG met ernstige depressieve klachten, angstklachten nadat haar relatie met haar partner (die 8 maanden duurde) verbroken is door haar partner vanwege jaloers gedrag van mevrouw S. Ze is nooit eerder in zorg geweest, maar is wel bekend met licht krassen in haar onderarmen in tijden van stress. Ze is opgeroeid in een gebroken gezin, waarbij vader lichamelijke agressief was naar haar en haar moeder. Bij navraag lijkt mevrouw vaker moeite te hebben in interpersoonlijke relaties. Tevens is ze al vanaf jonge leeftijd seksueel actief en heeft ze al tientallen losse seksuele contacten gehad, waarvan ze nu zegt dat ze steeds op zoek is naar aandacht en liefde. De vraag bij de indicatiestaf rijst of er sprake is van structurelere pathologie, los van de depressieve klachten waarvoor ze zich nu aanmeldt.
Vraag | Soort vraagstelling | Onderzoeksmateriaal (vb) Naast anamnese en dossieronderzoek |
Hypothese toetsing (vb) |
Wat kunnen we zeggen over de persoonlijkheid(structuur) / karakter van cliente?
Hypothese: instabiel emotioneel functioneren, kwetsbaar en impulsief, vroege affectieve verwaarlozing en lichamelijke mishandeling - vermoeden van een stoornis in het borderline spectrum |
Verheldering/onderkenning Al is deze vraag natuurlijk wel erg breed |
NVM MMPI-2 NPV-2 ZAT/TAT
maar ook |
NVM - borderline profiel (achterblijvende VE bij verhoogde Psy bv) MMPI-2 - een kwetsbaar/impulsief profiel Relatief hoge scores op kwetsbaarheid (6+8) en impulsiviteit (4+9) en de controleschalen, achterblijven (1,2,3,7,0; met name de 0 en 7). NPV-2 ....etc |
IQ onderzoek? | In deze is het resultaat op haar HBO studie (waar ze allemaal goede cijfers haalt) voldoende en willen we haar niet nog meer belasten met een IQ onderzoek. | ||
Hoe is haar emotieregulatie, stressmanagement en copingsvaardigheden?
Hypothese: instabiel emotioneel functioneren, lage stresstolerantie en met name vermijdende en passieve coping |
Verheldering/onderkenning | NVM, MMPI-2 UCL (maar verouderd) - beter de CISS. FEEL-A |
MMPI- Schiet tekort, snelle overspoeling (verhoogde 6-8 schalen MMPI bv) |
Is er sprake van een (borderline) persoonlijkheidsstoornis? | Classificatievraag | SCID-V | Verhoogd Met name verwachting borderline |
Bij welke aanpak cq. behandeling is cliente gebaat? | indicatie | Bovenstaande | Gezien vermoeden van persoonlijkheidsproblematiek, kun je nu denken aan * start aanpak depressie (er is nooit eerder CGT geweest) * met toevoeging DGT of schemagerichte therapie als er sprake is van een persoonlijkheidsprobleem waardoor de depressie mede ontstaan kan zijn. |
DISCLAIMER - Alle informatie op deze website is bedoeld ter ondersteuning van een ontwikkeltraject bij NW-Psychologie en dient geen commercieel belang. De getoonde informatie is een samenvatting (plakboek) uit de door NW-Psychologie gelezen boeken en artikelen en de samenvattingen zijn eigen werk - de basis komt van zeer gedegen auteurs. Het is geenszins onze bedoeling belanghebbende als auteurs te passeren of tekort te doen. Het kan echter zijn dat niet overal de bronvermelding helder is. Neem dan vooral contact op met NW-Psychologie.